1. Behoudens bijzondere omstandigheden, wordt de vrijstelling slechts verleend voor persoonlijke goederen die vóór het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in de Gemeenschap heeft gevestigd, voor de definitieve invoer zijn aangegeven.
2. De invoer van de persoonlijke goederen mag binnen de in lid 1 bedoelde termijn in gedeelten plaatsvinden.